Rechtbank Haarlem: Minister moet luchtverkeersleider met milde kleurenblindheid beoordelen op medische geschiktheid

Ronald Schnitker

De Rechtbank Noord-Holland (Haarlem) heeft geoordeeld dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat ten onrechte heeft geweigerd om een militair luchtverkeersleider te beoordelen voor een civiel medisch certificaat klasse 3. De rechtbank stelt dat de minister wel degelijk beoordelingsruimte had. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van medische geschiktheid in situaties waar beperkingen bestaan, en bevestigt het belang van procesbelang voor de betrokkenen in bestuursrechtelijke procedures.
De uitspraak, met zaaknummer AWB – 23 _ 6850 / HAA 23/6850, werd gedaan op 22 mei 2025 en gepubliceerd op 3 juni 2025. ECLI:NL:RBNHO:2025:5827

Achtergrond van de Zaak

De eiser in deze zaak is sinds 2002 werkzaam als luchtverkeersleider, aanvankelijk bij de Koninklijke Marine en sinds 2012 bij de Koninklijke Landmacht. Bij zijn eerste medische keuring bij de marine werd vastgesteld dat hij lijdt aan milde kleurenblindheid, specifiek deuteranomalie, waardoor hij de kleur groen minder goed kan zien. Ondanks deze aandoening mocht hij zijn werkzaamheden als luchtverkeersleider uitvoeren na het afleggen van aanvullende praktijktesten. Op basis van de resultaten van deze testen en zijn goede functioneren kreeg hij een medisch certificaat met beperking en werd dispensatie verleend voor zijn deuteranomalie, waardoor hij als luchtverkeersleider kon werken. Bij zijn overstap naar de landmacht moest hij opnieuw praktijktesten afleggen, wat wederom leidde tot een medisch certificaat met beperking.
De aanleiding voor de aanvraag van een civiel medisch certificaat klasse 3 was het voornemen om de militaire en civiele luchtverkeersleiding samen te voegen. De eiser deed deze aanvraag op 23 mei 2023, op verzoek van zijn werkgever. Met het civiele certificaat zou hij ook na de samenvoeging zijn werk kunnen blijven doen en zou hij kunnen solliciteren bij de civiele luchtverkeersleiding. Verweerder, de minister van Infrastructuur en Waterstaat, wees de aanvraag af op 1 juni 2023 en handhaafde deze afwijzing in het besluit op bezwaar van 9 oktober 2023.

Kern van het Geschil

De eiser stapte daarop naar de rechter. Hij stelde dat hij procesbelang had bij zijn beroep, onder meer vanwege de aanstaande samenvoeging van de luchtverkeersleidingen en het belang van de uitspraak voor zijn toekomstige jaarlijkse medische keuringen. Ook voerde hij aan dat de toepasselijke regelgeving, de Europese Verordening (EU) 2015/340, ruimte biedt om te beoordelen of hij zijn taken veilig kan uitvoeren met inachtneming van beperkingen. Hij benadrukte dat hij al 23 jaar probleemloos als luchtverkeersleider werkt en dat weigering van het certificaat zijn carrière zou beëindigen.
De minister voerde primair aan dat de eiser geen procesbelang had, omdat de samenvoeging nog onzeker was en overgangsregels nog niet duidelijk waren. Subsidiair stelde de minister dat de toepasselijke regelgeving geen mogelijkheden biedt voor een beoordeling op basis van veilig taakuitvoering. Volgens verweerder maakt artikel ATCO.MED.B.075 van Bijlage IV bij de Verordening, dat eist dat aanvragers normaal trichromatisch kunnen zien, kleurenzien tot een absoluut vereiste waarvan niet kan worden afgeweken. Dit artikel zou geen ruimte laten voor een discretionaire beoordeling door de keuringsarts.

Oordeel van de Rechtbank

De rechtbank moest eerst beoordelen of de eiser procesbelang had. De rechtbank concludeerde dat dit wel het geval is. Ondanks onduidelijkheid over de exacte termijn en overgangsbepalingen, staat vast dat de samenvoeging zal plaatsvinden en dat de eiser op termijn een civiel medisch certificaat nodig heeft. Verweerder bevestigde ter zitting zelfs dat militaire luchtverkeersleiders op basis van een afspraak uit oktober 2024 nu al aan de civiele medische eisen moeten voldoen, wat het actuele belang van eiser onderstreepte.
Vervolgens ging de rechtbank in op de inhoudelijke beoordeling, met name de interpretatie van de Verordening (EU) 2015/340. De rechtbank analyseerde de structuur van Bijlage IV, die de medische vereisten bevat. Hierin is artikel ATCO.MED.A.030 opgenomen, dat een medisch certificaat klasse 3 vereist, en Subdeel B, dat de medische vereisten specificeert. Centraal stond de interpretatie van artikel ATCO.MED.B.001, dat bepaalt wat er moet gebeuren als een aanvrager niet volledig aan de vereisten voldoet.
De rechtbank onderscheidde drie categorieën medische bepalingen in Subdeel B:
Bepalingen die een aanvrager per definitie ongeschikt maken (bijvoorbeeld na een orgaantransplantatie of bij acute leukemie).
Bepalingen die verwijzing naar de vergunningverlenende instantie vereisen (bijvoorbeeld bij bepaalde hartaandoeningen of stresssymptomen).
Bepalingen, zoals artikel B.075 (kleurenzien) en B.070 f (gezichtsvelden/binoculaire functie), waaraan aanvragers moeten voldoen, maar waarbij niet-voldoen niet per definitie tot ongeschiktheid leidt en waarbij ook geen verwijzing is voorgeschreven.
De rechtbank oordeelde dat artikel B.001 specifiek van toepassing is op de derde categorie. Als een aanvrager niet voldoet aan een vereiste uit Subdeel B dat niet per definitie ongeschikt maakt en waarvoor geen verwijzing is voorzien, dan heeft het luchtvaartgeneeskundig centrum of de luchtvaartgeneeskundige keuringsarts wél de beoordelingsruimte om te beoordelen of de aanvrager zijn werk veilig kan doen ondanks zijn beperkingen. Deze uitleg acht de rechtbank logisch gezien de positie van artikel B.001 in de Verordening en de verschillende formuleringen van de medische vereisten.
De rechtbank volgde de redenering van de minister niet. Argumenten van de minister, zoals dat B.001 alleen van toepassing zou zijn als dit expliciet in het betreffende artikel staat of dat B.001 alleen zou zien op verlenging, werden door de rechtbank verworpen als onlogisch en strijdig met de opzet van de Verordening. Ook het argument dat de tekst inconsistent zou zijn door onderhandelingen werd als onaannemelijk bestempeld.

Beslissing en Gevolgen

Uit al het voorgaande volgde voor de rechtbank dat het beroep gegrond is. De minister had ten onrechte nagelaten te beoordelen of de eiser, met inachtneming van mogelijke beperkingen op het medisch certificaat, in staat is zijn taken veilig uit te voeren, zoals voorgeschreven door artikel B.001.
De rechtbank heeft daarom het bestreden besluit van 9 oktober 2023 vernietigd. De rechtbank ziet geen reden om zelf een beslissing te nemen of een bestuurlijke lus toe te passen, omdat nieuw (medisch) onderzoek nodig is en de uitkomst daarvan nog onzeker is.
De rechtbank draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de eiser, met inachtneming van de uitspraak.

Link naar de uitspraak:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2025:5827

image_pdfimage_print
Geplaatst in Luchtrecht, Luchtvaart medisch en getagd met , .

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *